Op 23 februari 2018 hield Johan D’hulster een lezing tijdens de winterconferentie in Wortel. Hieronder vind je de door hem geschreven tekst daarvan.

————————————————

Ieder mens heeft een levenslot en dat bestaat meestal uit enkele draden die zich op een persoonlijke wijze in elkaar vlechten. Twee van dergelijke draden die zich bij mij vervlochten hebben op een nogal controversiële wijze zijn landbouw en economie.

Ik zou jullie heel even willen meenemen op een persoonlijk reisje doorheen groeiend, vaak schokkend inzicht in de moeilijke verhouding tussen deze twee thema’s: landbouw en economie.

Voor een goed begrip: economie is er al altijd geweest. Als je een tulpenbol ruilt voor een schilderijtje ben je ook
met economie bezig, maar er is ook zoiets als economische wetenschap, ontstaan rond 1775 aan de vooravond van de industriële revolutie. Adam Smith wordt vaak als de grondlegger beschouwd. Economische wetenschap is een verzameling theorieën en gaat uit van enkele aannames en werd lang als een exacte wetenschap aanzien, maar mede door de belabberde staat van onvermogen om zowat alle grote economische crisissen te voorspellen, wordt economische wetenschap nu eerder bij de menswetenschappen geklasseerd. Maar we kunnen er niet omheen: economie is in ieder partikeltje van ons alledaagse leven binnengedrongen. Als we het hier vandaag over economie hebben, dan bedoelen we vooral economische wetenschap.

Toen ik student economische wetenschappen was, had ik een moeilijke verhouding met het begrip ‘schaarste’. Ik kon daar geen vat op krijgen. Mijn buikgevoel zei dat er iets mis was met dat begrip. Schaarste werd uitgelegd als het fundamentele uitgangspunt van de economie, waarin de behoefte van de mens als oneindig wordt bestempeld (dat kan je al in vraag stellen), terwijl het aanbod aan grondstoffen, producten … slechts beperkt aanwezig is. Doch er is meer. Het begrip schaarste kent vele nuances, naargelang de aard van onze menselijke drijfveren benoemd wordt, zoals gepoogd werd door diverse denkers als Locke, Hume, Marx, Rousseau enz.

In mijn studententijd had ik tevens een spontane voorliefde voor de ‘vrije, liberale’ markteconomie. Deze stelt dat hoe minder je ingrijpt in een economisch systeem, hoe beter. Er is immers de ‘onzichtbare hand’ die er altijd voor zorgt dat je het best mogelijke product creëert aan de best mogelijke prijs, omwille van het nuttigheidsprincipe, maximale efficiëntie en ondernemerschap (Adam Smith, Milton Friedman in de monetaire economie).

Ondertussen weten we beter. Vrije markteconomie is een hersenspinsel en bestaat niet in de praktijk. Iedere zogenaamde vrije markteconomie bestaat uit een samenraapsel van protectionistische en sturende maatregelen. Daarenboven hangt het gehele concept van de vrije, liberale, kapitalistische’ markteconomie samen met een Westers wetenschappelijk en materialistisch mensbeeld, met de evolutieleer van Darwin op kop. Uit de driegeledingsleer weten we inmiddels dat vrijheid niet bij de economie hoort, maar wel bij het bewustzijn. En dat we bij de economie de broederlijkheid moeten plaatsen.

Toch zal het niet zo eenvoudig zijn. Ik vraag me nog dagelijks af, gesteld dat we een economie zouden gehad hebben die op broederlijkheid gebaseerd was, of ik wel een tuinbouwbedrijf zou gehad hebben. Ik heb de overlevingsstrijd als boer gewonnen door de strijd aan te gaan met de moeilijkheden, de markt, de lage prijzen, de faillissementen van de groothandels enz. Aan de studenten Landwijzer vertel ik meestal dat een onmisbare karaktertrek, als ze een goede boer willen worden, de ‘strijdvaardigheid’ is. Het vermogen om je uiteen te zetten met voortdurend wisselende omstandigheden, tegenslagen te verwerken, m.a.w. het summum van vrij ondernemerschap. In die zin vraag ik me ook regelmatig af, of je wel een boer kan zijn in loondienst, of dat überhaupt wel te combineren is in een tewerkstellingspatroon. Dat is voer voor discussie in de workshop straks.

Een belangrijk keerpunt in het inzicht hoe economie werkt kwam door het boek ‘Het rijk der schaarste’ van Hans Achterhuis, Nederlands huissocioloog. Ik las het boek tijdens de beginjaren van Wervel in Vlaanderen. Daarin wordt gesteld, vanuit de analyse van wat schaarste betekent, dat je maatschappelijk een omkering bewerkstelligt van de gezond-verstands-doelstelling van de belangrijke maatschappelijke pijlers. Achterhuis stelt onomwonden: landbouw creëert tegenwoordig eerder honger dan voedsel, en geneeskunde schept niet gezondheid, maar ziekte. Dat wordt als volgt zichtbaar: hoe meer institutionalisering, bureaucratie en technologie je inbrengt in het levensdomein van de landbouw, hoe meer machtsconcentratie ontstaat, waardoor je een omkering krijgt van de oorspronkelijke bedoeling: landbouw voorziet in voedsel, wordt nu: landbouw schept honger. Denk aan de structurele hongersnoden in ontzaglijk grote wereldgebieden en denk aan het feit dat drie kwart van diegene die wereldwijd honger hebben, boeren zijn.
Wat je de traditionele economische wetenschap vooral ten laste kan leggen is de ontkoppeling van de economie en haar ‘externaliteiten’, zijnde het sociale en het milieu. Economie stelt zich boven deze twee en eigent zich het recht toe om deze uit te buiten. De exploitatie van onze planeet Aarde en haar sociaal weefsel is een economische aangelegenheid en we zijn daar allemaal onderdeel van. Als bvb een olieboorplatform in de Noordzee ontploft, met alle milieu en menselijke gevolgen van dien, dan is dat een economisch goede zaak. En op sociaal vlak gaat de economie altijd op zoek naar de laagste lonen.

Natuurlijk zijn er ook economen die daar van wakker liggen en ook de economische wetenschap ontwikkelt zich van dominant naar rekening houdend met de realiteiten van ons bestaan.

Een van de briljante economen waar ik in dit verband persoonlijk naar opgekeken heb is Amartya Sen. Sen is opgegroeid in Shantineketan (India) in de school van Rabindranath Tagore, hij kreeg les onder de bomen. Later werd hij Nobelprijswinnaar economie. Hij ontwikkelde het begrip ‘welzijnseconomie’ en legde zich toe op de realiteit van de economische onvrijheid, sociale ongelijkheid en bestudeerde uitvoerig de economische oorzaken van hongersnood. Er bestaan veel mythes rond hongersnood in India, maar India heeft ook de meest gruwelijke hongersnoden gekend, denk aan de 3 miljoen mensen die op straat gestorven zijn van de honger in Calcutta, Bengal tijdens de oorlogsjaren. Ondanks het briljante levenswerk van Amartya Sen, het oprekken van de economische paradigma’s en het inclusief maken van het sociale, vind je in zijn baanbrekende onderzoek geen enkele aanwijzing naar de landbouwkundige oorzaken van de hongersnood. Dat is een geweldige tekortkoming. Je zou toch mogen veronderstellen dat honger op de eerste plaats met landbouw te maken heeft ? Met verlies van bodemvruchtbaarheid bvb ? Zo blijft economie toch vooral altijd een hokjesdenken.

Dan wil ik hier nog twee feiten aanhalen die tot ernstig nadenken stemmen. Ten eerste dat slechts 2% van het geld tastbare economie betreft, als betaalmiddel voor een reëel product. 98% van de geldtransacties zijn louter speculatief en virtueel. We leven in een wereldwijd casino. Dat kan je uitvoerig nalezen in het boek ‘Geld en duurzaamheid’ van Bernard Lietaer. Dat houdt direct verband met de financiële crash van 2OO8, waarin economie opeens een soort psychologisch spel blijkt, waarin we met zijn allen verzeild geraakt zijn. Denk aan het meermaals herverpakken en herverkopen van woonkredieten. Lees daarover in ‘Dit kan niet waar zijn’ van Joris Luyendijck, hoe bankiers uit de London City aan de vooravond van de ineenstorting van het financiële systeem de evacuatie van hun kinderen naar het platteland voorbereidden, of voedsel begonnen te hamsteren. In dat soort ontnuchtering van de gigantische waan komt opeens de essentie bovendrijven.

Als je dit allemaal in beschouwing neemt, dan zitten we als mensheid gevangen in een wankel economisch schip, varend op een woelige zee. Het allerbeste zou zijn om het schip naar een veilige haven te brengen, het daar te slopen en een nieuw schip te bouwen. Maar dat lijkt niet mogelijk. Het enige wat we kunnen doen is de scheepstimmerman vragen om al varend en van binnenuit hier en daar een rotte plank weg te halen en snel te vervangen door een nieuwe. Twee of drie planken ineens weghalen zou al fataal kunnen zijn en ons schip kunnen doen zinken.

Op het IFOAM congres laatst kwam ik een Nederlandse man tegen die zich in Thailand gevestigd had omwille van zijn passie voor het Boeddhisme. Hij had een lange carrière achter de rug met nadenken over economie en zocht oplossingen in het met mindfulness observeren van de markt. Ik kreeg van hem een boek cadeau: “Mindful Markets”. Daarin staat een opmerkelijke lezing van de directeur van het instituut die in Bhutan het concept ‘Bruto Nationaal Geluk, the Gross Domestic Happiness’ heeft geïntroduceerd. De analyse over de relatie economie en landbouw is herkenbaar:
– De planetaire grenzen worden overschreden
– De kwaliteit van het leven (de natuurlijke ordening van het milieu en de positieve sociale relaties) wordt genegeerd of vermarkt
– Ongelijkheid in inkomen en vermogen worden groter
– Ongelijkheid tussen de generaties worden groter (we nemen al een wissel op de toekomst)
– De markt dringt de morele sfeer binnen

Het is de rol van ieder mens om hier aandachtig naar te kijken en dan kom je hoe dan ook uit bij de diepmenselijke problematiek van hebzucht, gehechtheid, onwetendheid. Het land Bhutan heeft de moed om dit te benoemen en er als overheid mee aan de slag te gaan. Binnenkort draagt Bhutan het label ‘100% organic’.

Op het IFOAM congres kwam ook het ultieme instrument van ‘true cost accounting’ naar voren om de toekomst voor onze biosector open te breken. Kostprijsberekening, niet in de enge traditioneel economische zin, maar met inbegrip van alle ‘externaliteiten’. Hoe gaan we in de biosector daardwerkelijk om met het sociale, met het milieu, met de energie enz. en wat wordt dan de prijs van de voeding die we produceren.

Persoonlijk ben ik al vele jaren betrokken bij kostprijsberekening van groententeelt op ons bedrijf Akelei, alsook op andere bedrijven. Ziehier enkele prangende problemen en bevindingen.
– Je komt bijna geen enkele kostprijsberekening tegen waar alle kosten in vermeld staan. Overal worden belangrijke kostenposten overgeslagen of weggedacht.
– Er bestaat een soort psychologische angst of een drempel bij boeren om kostprijzen onder ogen te zien. In het ergste geval klagen boeren dat ze niets verdienen en zijn ze nog geneigd om hun verkoopsprijzen naar beneden te halen.
– Economische druk in de landbouw zoekt gemakkelijk haar uitweg in industrialisering (monocultuur), technologische veredeling (hybriden brengen meer op), NPK denken (oppompen van productie). Landbouw is een erg rekbaar gegeven aan de productiezijde en ook de bio landbouw zit in dat straatje.
– Het is ook noodzakelijk om vruchtwisseling, koolstofopbouw en gesloten kringlopen mee op te nemen in een kostprijsberekening.

Beste vrienden, we zitten met zijn allen in de landbouw gevangen in een lastig en vervelend keurslijf, ons gedicteerd door de economische wetenschap. We leven eigenlijk in een tijd van valse overvloed en valse schaarste. Valse overvloed in de zin van de ontzaglijke hoeveelheid nutteloze consumptiegoederen waar we mee overspoeld worden. Valse schaarste door monopolisering van de macht, patenteren van leven en kennis enz.

Maar we hebben één groot en massief geluk. Wij staan als boer en boerin bij de bron en essentie van het leven. Niemand, maar dan ook niemand anders in de maatschappij, als het er werkelijk eens zal op aankomen, als de illusies eens zullen verdwijnen, staat zo dicht als wij bij de essentie en dat is bodemvruchtbaarheid. Dat maakt ons in vele opzichten oneindig rijk, als we dat maar willen beseffen.

Ik ben ooit eens op het spoor gekomen van een boek (helaas kan ik het nergens meer terugvinden) dat een pleidooi inhield om bodemvruchtbaarheid en niet schaarste als het uitgangspunt van de economie te maken. Dat zou pas een revolutie betekenen. Ik ben er hoe langer hoe meer van overtuigd geworden dat we in de eerste plaats de bronnen van onze landbouw steeds maar weer moeten durven herbenoemen, want dat doen we te weinig. En dat ook vertellen aan de maatschappij, onze klantenkringen en onze handelaars. Voeg daarbij de broederlijkheid en solidariteit uit de driegeleding, maar wat mij betreft, ook de nodige strijdvaardigheid en vrijheid om als boer en boerin onze plaats en waardigheid in de maatschappij te vrijwaren.

Dat is onze opgave, maar ook onze kracht en tevens onze happiness.

Tot slot nog enkele woorden van Wendell Berry, Amerikaans boer-filosoof:
Als we de natuur als maatstaf voor de economie aannemen, dan is vrijheid er automatisch onderdeel van. De verbinding van natuur en economie plaatst ons voor een noodzakelijke democratie, omdat noch economie, noch natuur abstract kunnen zijn in de praktijk. Wanneer we de natuur als de maatstaf nemen, dan vereist onze boerenpraktijk een vorm van kennis die lokaal verankerd is. De bedrijfsindividualiteit is op iedere boerderij een uniek gegeven. En de specifieke kennis van een specifieke plaats, daar kan geen enkele gecentraliseerde macht of autoriteit iets aan bijdragen. Als we landbouw bedrijven vanuit de maatstaf van de natuur, de natuur van onze specifieke plaats, betekent dit dat we zorg dragen voor een plek die we kennen en liefhebben, gebruik maken van werktuigen en methodes die we kennen en liefhebben, in de gemeenschap van mensen die we kennen en liefhebben.